Heeft u via draagmoederschap een kind gekregen en woont dit kind vanaf de geboorte bij u maar is het nog geen 1 jaar oud? Hoewel in de wet is opgenomen dat u een jaar voor het kind moet hebben gezorgd alvorens het te kunnen adopteren, is het onder bepaalde voorwaarden volgens de rechtbank in Leeuwarden en de rechtbank in Rotterdam toch mogelijk het kind al in het eerste jaar te adopteren. Het verschil in rechtspositie van de wensmoeder en van de meemoeder (vrouwelijke partner van de moeder) is niet verenigbaar met het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM)!
Op grond van de Nederlandse wet is de vrouw die een kind ter wereld brengt de moeder van het kind. Het maakt hierbij niet uit of het genetisch materiaal van haar afkomstig is. Dit betekent dus dat de draagmoeder, ook al is de bevruchte eicel van de wensouders, de moeder van het kind is. Er zullen dus juridische stappen genomen moeten worden om te bewerkstelligen dat beide wensouders ook daadwerkelijk de juridische ouders van het kind worden.
Op dit moment zijn hiervoor minimaal 2 gerechtelijke procedures nodig: één procedure met betrekking tot het gezag en de adoptieprocedure die volgens de wet kan worden opgestart zodra de wensouders aantoonbaar drie jaar samenwonen en één jaar voor het kind hebben gezorgd.
Hoewel in de wet de voorwaarde is opgenomen dat het kind tenminste een jaar is verzorgd en opgevoed door de persoon die het kind wenst te adopteren, hebben de rechtbank Noord Nederland, locatie Leeuwarden en de rechtbank Rotterdam recent anders geoordeeld. Als een kind wordt geboren binnen een lesbische relatie geldt voor de vrouwelijke partner van de moeder geen verzorgingstermijn van 1 jaar, terwijl deze verzorgingstermijn wel geldt voor een wensmoeder.
Beide rechtbanken waren van oordeel dat het verschil in rechtspositie van de wensmoeder en van de meemoeder niet verenigbaar is met artikel 8 jo 14 van het EVRM (Europees Verdrag van de Rechten van de Mens). In artikel 8 is opgenomen het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven en in artikel 14 is het verbod van discriminatie opgenomen.
In beide zaken ging het om hoogtechnologisch draagmoederschap, waarbij de eicel en zaadcel afkomstig waren van de wensouders en zij dus de biologische ouders van het kind waren. De rechtbank in Leeuwarden overwoog dat de in de wet opgenomen verzorgingstermijn van 1 jaar bedoeld is om de bestendigheid van de verzorging en opvoeding te toetsen.
Deze termijn dient in draagmoederschapszaken geen redelijk doel. Immers, zo oordeelde de rechtbank, doordat het kind biologisch gezien het kind van de wensouders is en de wensouders gedurende de zwangerschap intensief betrokken zijn geweest bij het kind, zijn er geen problemen te verwachten met het tot stand komen van een gehechtheidsrelatie. Dit is anders dan soms het geval kan zijn bij het tot stand brengen van een dergelijke relatie tussen adoptieouders en een (soms al ouder) onbekend adoptiekindje. Ook de rechtbank in Rotterdam overwoog dat in een draagmoederschapsituatie de termijn van 1 jaar geen enkel kinderbeschermingsbelang lijkt te dienen.
De vraag is of ook in gevallen van laagtechnologisch draagmoederschap, waarbij het kind niet 100% genetisch van de wensouders is en gebruik is gemaakt van een zaaddonor en/of eiceldonor, de rechtbanken hetzelfde oordelen. Ik ben van mening dat dit wel zo zou moeten zijn. Immers ook het kind dat geboren wordt in een lesbische relatie is biologisch gezien niet het kind van de vrouwelijke partner van de moeder. Indien bij laagtechnologisch draagmoederschap de verzorgingstermijn van 1 jaar gehandhaafd wordt, levert dit mijns inziens strijd op met het EVRM.
Ik heb jaren lange ervaring in draagmoederschapzaken en de begeleiding van de wensouders in het gehele juridische traject. Het is van groot belang om in een vroeg stadium de juridische aspecten in kaart te brengen om problemen in de toekomst te voorkomen. Ik houd me zowel bezig met gevallen waarin de draagmoeder Nederlandse is, als in gevallen waarin de draagmoeder een buitenlandse nationaliteit heeft. Wilt u meer weten, dan kunt u uiteraard contact met mij opnemen.
Annelieke Bouma
abouma@vbbradvocaten.nl
020 364 03 10