Samengevat wordt de hoogte van de door u te betalen alimentatie mede begrensd door uw draagkracht. Onderdeel van uw draagkracht vormt het rendement dat u op uw vermogen (box 3) behaalt. De fiscus rekent met een fictief rendement van 4% per jaar. Rechtbanken hanteren bij hun draagkrachtberekeningen al jaren eenzelfde percentage.
Ons kantoor breekt sinds langere tijd een lans voor een andere rekenwijze. Alimentatie moet immers met echte euro’s betaald worden, die daadwerkelijk verdiend zijn. Het is lastig brood kopen met een fictief rendement dat in werkelijkheid niet genoten is. Met het huidige lage niveau van de spaarrente, kan een rechter niet met droge ogen blijven rekenen met een rendement van 4%.
Althans, tot voor kort, want inmiddels lijkt zich een voorzichtige kentering af te tekenen. Zo oordeelde de rechtbank Overijssel op 1 september 2015: “Daarnaast acht de rechtbank het redelijk om uit te gaan van een rendement van 2%”.
Het hof Arnhem-Leeuwarden ging op 24 november 2015 nog verder: “Geen rekening houdt het hof met rendement op het vermogen van de man, nu voor de man (…) geldt dat het feitelijk rendement, met de huidige rentestand van onder de 2% en het fictieve rendement van 4% waarmee de fiscus dit vermogen blijft belasten, vrijwel nihil zal zijn”
U begrijpt dat VBBR deze ontwikkeling in de rechtspraak toejuicht. Mocht de door u te betalen partneralimentatie voor een belangrijk deel gebaseerd zijn op de aan uw vermogen ontleende draagkracht, dan nodigen wij u graag uit voor een adviesgesprek. Wellicht is er in uw situatie ruimte voor een verlaging van de partneralimentatie.